Eén foto had ik misschien nooit moeten maken, zozeer ga ik er in op. Maar dat ik het wel gedaan heb, en steeds weer doe, geeft me een intens gevoel van gelukzaligheid. Ik heb mijn bestemming bereikt.
Als beginnend fotograaf zocht ik het in weidse landschappen. Daarmee bouwde ik wel een reputatie op, maar geen gevoel van zingeving. Het voelde leeg, hoe vol het landschap ook stond met van alles. Het waren knappe composities, maar ze hadden geen kern. Althans, niet voor mij.
Ik besloot om mijn blik te versmallen, in te zoomen, want zo kun je verder doordringen en hopelijk het detail treffen dat er wel toe doet.
Bomen werden mijn onderwerp. Ik had intussen al ervaren dat het me niet ging om het maken van mooie plaatjes voor anderen, hoe strelend hun lof ook was. Wat boeide míj in bomen?
Ik merkte dat ik bomen fotografeerde alsof het mensen waren. Twee knotwilgen met lang haar? Ze moesten nodig naar de kapper. Een treurwilg die op een andere boom hangt? Die boom zegt: huil maar lekker bij mij uit.
Dat bleek het dus toch niet te zijn. Het was uiteindelijk niet het wezenlijke waar ik naar zocht, ook niet van een boom, moest ik ondanks enkele eervolle prijzen aan mezelf toegeven. Misschien was ik dichter bij de essentie gekomen, maar ik had die nog niet bereikt.
De weg leidde als vanzelf naar wat ik door mijn lens al in bomen meende te herkennen: mensen.
In het vervolg voelde ik het aan alles: mensen zijn duidelijk mijn ding.
De teleurstelling was dan ook groot dat deze weg me niet bracht naar het hart van de zaak. Beelden bleven aan de oppervlakte met al die mensen. Het was wel flitsend werk, maar ook vluchtig. Het kreeg niet de door mij zo fel begeerde diepgang.
Wanhopig vroeg ik me af of ik wel het juiste medium had gekozen bij deze ontdekkingsreis naar wat voor mij het meest waardevolle was in mijn leven. De paniek sloeg toe. Wat als de zóektocht de essentie bleek te zijn? Wat was de zin van het constante gevoel iets niet bereikt te hebben? Viel daar mee te leven?
Net als bij mijn natuuropnames besloot ik de focus te verleggen, close-ups te maken, waarmee ik door de oppervlakte van de mensenmassa heen me wellicht een weg kon banen naar dé mens.
Toen gebeurde het wonderbaarlijke. Een van de door mij vastgelegde beelden werkte als een lichtflits bij gitzwarte hemel. Het verlichtte mijn wereld totaal, en doet dat nog, dag in dag uit.
Nu val ik elke nacht onmiddellijk in een diepe slaap met het geruststellende besef dat er morgen weer een nieuwe, vertrouwde opname zal zijn die mijn dag een volmaakte glans geeft.
De volgende ochtend sta ik op met een gevoel van gelukzalige lotsbestemming. Ik ontbijt stevig, want de dag zal me heerlijk lang volledig in beslag nemen.
Als ik de opname maak, voel ik toch enige spanning. Zal het deze keer ook weer lukken? Maar de zekerheid overheerst: dit gaat goed.
Het luistert nauw, want de setting moet wel exact gelijk zijn, anders kan het onderwerp niet door de tijd heen tot zijn recht komen.
Is het saai, steeds hetzelfde onderwerp? Beslist niet. Als een klank prachtig is, kan monotonie nooit saai zijn. Dan klinkt ze in de herhaling juist betoverend.
Ik voel me als de natuurvorser die telkens het hem door en door vertrouwde terrein bezoekt, en er toch steeds een nieuw en intrigerend detail in ontdekt, al is het maar vanwege een iets andere lichtval.
Die ene opname schakel ik door naar mijn grootformaat plasmascherm. Roerloos zit ik er genietend naar te kijken tot het nacht wordt. Zoals ooit Narcissus aan zijn bron gezeten, ga ook ik, op de bank gezeten, volledig op in dit beeld, kijk ik elke dag gefascineerd naar mijn eigen, nieuwe zelfportret.