God zag alles. Dat begreep ik van mijn ouders. Ook wanneer je in bed onder de dekens dook en daar je tong uitstak tegen hem, dan nog zag hij het. Hij zag meer dan ik, ik zag de spullen niet die op de trap lagen en mee naar boven moesten. Ik huppelde er gedachteloos langs en kreeg dan op mijn kop omdat ik maar aannam dat alles vanzelf op zijn plek kwam. Ik zag ook niet dat de tafel wel eens afgeruimd mocht worden, de bestellingen klaar stonden om weggebracht te worden, en het achterplaatsje aangeveegd moest worden. En eerlijk gezegd, wanneer ik het soms wel zag, maakte ik dat ik weg kwam. Ik kon me heel prettig verstoppen met een boek op de schuur zolder. Maar ja, God zag dat allemaal. Op school, of met mensen om me heen thuis vond ik dat niet zo bezwaarlijk. Maar wanneer ik alleen was, kon het gebeuren dat ik zijn ogen in mijn rug voelde. “Wat doet ze?”, dacht God dan. “Is dat mij welgevallig?” Dat woord had ik uit de kerk, welgevallig. Ik dacht zelf dat dat niet het geval was en toen ik eens uit de schuur van de voorraad fruit, die mijn vader daar koel wegzette voordat het in zijn winkel kwam, een sappige perzik pakte en opat, wist ik dat de maat nu vol was. Wij, kinderen van de groenteman, aten geen perziken. Appels en sinaasappels met een plekje, die wel. Maar perziken……Er moest iets gebeuren, zoveel was duidelijk.
Nu hadden wij in de straat achter ons een heel bijzondere familie. De man was piloot, en zag er prachtig uit in zijn uniform, heel anders dan mijn vader in zijn manchester broek met bretels. Zijn vrouw was ook heel anders dan mijn moeder. Ze droeg hoge hakken, en was heel dun. Ze keek me nooit aan, en ze praatte ook nooit tegen mij, hoewel ik in hun huis af en toe mocht spelen met Julia, hun oudste dochter. Ze hadden nog een andere dochter, Fieke, veel jonger dan wij en ze schenen ook een zoontje gehad te hebben. Maar die was dood gegaan, zomaar, terwijl hij op het potje zat. Dat zei Julia, verder wist ze ook niks, dus we lieten het erbij.
Fieke was ziek, en heel vreemd. Ze kwam nooit uit huis en bewoog heel raar. Ze draaide met haar ogen, en praatte niet, behalve wat klanken waar we niks van begrepen. De moeder van Julia begreep haar wel, ze was steeds bezig met Fieke, tilde haar op en knuffelde haar. Daar bofte Fieke maar weer bij.
Het leek alsof het met Fieke steeds slechter ging, ik mocht er ook niet meer spelen, en hoorde van Julia op school korte berichten. Fieke gaat dood. Fieke kan niet meer eten, ze is zó mager. Toen bedacht ik, dat ik een cadeau aan Fieke wilde geven. Maar wat? Mijn vader had me eens verteld dat alleen een cadeau dat je zelf het mooiste vond, waarde had. Het mooiste wat ik had, was Elly, mijn pop. Ze had ogen die open en dicht konden en heel mooie haren. Elly weggeven? Dat kon toch niet? Aan de andere kant, God zag het ook, en misschien vergaf hij mij dan al die andere vreselijke dingen, zoals het expres niet doen van de vaat. Op een woensdagmiddag belde ik aan. Julia’s moeder deed open en ik zei dat ik een cadeau had voor Fieke. Ik strekte mijn armen uit, Elly lag op mijn handen, haar ogen dicht. De moeder zei verbaasd ‘O? Goed hoor.’ Ik kon niet precies zien of ze er blij mee was, maar ze pakte Elly bij haar arm, en voordat ik kon zeggen dat Elly liever bij haar middel gepakt wilde worden, was de deur dicht. Ik voelde me de dagen erna heel tevreden met mezelf, hoewel ik wel moest huilen in bed, onder de dekens.
Na een week of twee hoorde ik van de juf op school dat het zusje van Julia was overleden. Daarom was Julia niet op school. Ze was natuurlijk met haar vader en moeder Fieke aan het begraven, en aan het huilen. Als je zusje dood gaat, dan moet je huilen, zoveel is zeker. Ik dacht ook aan Elly. Waar zou ze zijn? Nu Fieke dood was, kon ze ook niet meer voor Elly zorgen. Misschien lag Elly wel ergens op de trap en niemand die haar zag. Iedereen liep haar voorbij, zo schatte ik in. Ik belde maar weer aan. ‘Dag mevrouw,’ zei ik, ‘mag ik mijn pop terug?’ ‘O, ja,’ zei de moeder, ‘ik zal hem zoeken en dan breng ik hem bij je thuis.’
Dat deed ze niet, en na veel tranen dacht ik dat ik het begreep. Elly was natuurlijk samen met Fieke begraven, omdat Fieke zoveel van mijn pop hield. Die avond, toen ik God voelde, alleen op mijn kamertje, was ik hem welgevallig. En dat van die perzik was hij allang vergeten. Maar ja, achteraf had ik toch liever Elly gehad dan de perzik.