De zonnen van Tertia Trega stonden altijd laag. Het maakte de dag op de planeet een ervaring in extremen. Van de koelte van de rode zon, tot het warme licht van de gele zon en de intense ultraviolette hagel van de grote, blauwe ster.
De eerste expeditie van de mensheid die op de planeet landde, legde contact met de inheemse bevolking, humanoïden half zo groot als de gemiddelde mens van dat moment en gebouwd voor een leven in woestijnachtige omgevingen. Tertia Trega had er daar voldoende van. Het vinden van een planeet met – intelligent – leven was zoiets als het vinden van een enkele diamant in een hele grote kolenmijn. Bijna onmogelijk. En daardoor des te interessanter.
Na dat eerste contact volgde al snel een nederzetting waar wetenschappers de levens van de Treganen bestudeerden. Langzaam leerden ze de taal en begon een moeizaam proces van communicatie tussen de mensen van Oude Aarde en de Treganen.
Arnd Nedrus bestudeerde de inheemse geschiedenis. Hij was bevriend geraakt met Nottatalatana, één van de leiders van Het Kleine Volk, zoals de Treganen zichzelf noemden. De twee praatten regelmatig over de rijke tradities en de vele verhalen die de leden van Nottatalatana’s stam elkaar vertelden. Licht terughoudend vertelde Arnd sprookjes van Oude Aarde.
Op een warme dag in het hete seizoen, in het derde jaar van de expeditie, kwam Nottatalatana op zijn rijdier, een soort bovenmaatse huiskat met een dunne paarse-blauwe vacht, de nederzetting binnengestormd. Hij bond het uitgeputte dier aan een zendmast en klauterde de treden van het onderzoeksstation op.
‘Arnd, shsra!’ Nottatalatana gebruikte de formele aanspreekvorm van zijn volk die inhield dat hij belangwekkend nieuws had.
Arnd keek op van zijn scherm waarop hij net aantekeningen maakte over verschillende oude nederzettingen die de satelliet onder woestijnzand had aangetroffen.
‘Nottatalatana, ik ben vereerd door je bezoek,’ zei Arnd. ‘Ik dacht dat Het Kleine Volk ons pas volgende cyclus weer zou bezoeken?’ Arnd refereerde aan de zonneweken die Het Kleine Volk hanteerde.
‘Dat is correct, Arnd,’ sprak zijn bezoeker. ‘Maar ik kwam om jullie te waarschuwen.’
Arnd ging overeind zitten. ‘Mag ik vragen wat ons bedreigt?’
‘De Dag van de Lange Schaduwen,’ zei Nottatalatana. ‘Tstjkt!’ Het laatste was een expletief om een vreemd soort ontzag te duiden.
‘Vergeef mijn onwetendheid, Nottatalatana,’ zei Arnd, ‘maar je hebt hier nooit eerder iets over verteld.’
‘Het Volk wordt niet graag herinnerd aan misstappen,’ zei Nottatalatana. ‘Als de zonnen hoog staan, komt het slechte en verenigt zich.’ De kleine man klapte zijn bovenste handen samen. ‘En dat vertrapt en vernielt en doodt alles dat het tegenkomt. Tstjkt!’
Arnd dacht na. ‘Ik snap het nog niet, maar ik waardeer je waarschuwing, Nottatalatana. Hoe kunnen we ons hiertegen beschermen?’
‘Kom mee ondergronds,’ sprak Nottatalatana. ‘Grotten in jullie maat hebben we ook. Weg van de zonnen.’
‘We kunnen niet zomaar alles neerleggen en met jullie meegaan,’ zei Arnd.
Nottatalatana maakte een gebaar dat Arnd herkende als het is wat het is. ‘Op deze dag, Arnd. Als het gebeurt, je weet de grotten te vinden.’ Nottatalatana nam afscheid en vertrok weer op zijn rijdier.
Arnd ging verder met zijn werk, maar de woorden van Nottatalatana bleven door zijn hoofd spoken tot zijn collega Mase Aldersson hem riep. ‘Arnd, kom je naar de conjunctie kijken? Indrukwekkend schouwspel.’
Arnd kwam buiten naast hem staan en zag eerst de rode zon voor de gele schuiven en overstraald worden, vervolgens schoof de gele zon voor de blauwe. De samensmelting van kleuren was vreemd, onaards en gaf Arnd een ziek gevoel in zijn maag.
Achter zich hoorde hij geschuifel en hij draaide zich net op tijd om zijn lange schaduwen te zien samenglijden tot een inktzwarte figuur die langzaam overeind begon te komen. De figuur torende tientallen meters boven hem uit, net als de schaduw van Mase en vol ongeloof zag hij hoe zijn samengevoegde schaduwen een stap namen die zijn huisje vernietigde.
Mase stond met open mond te kijken tot zijn eigen schaduw hem vertrapte.
Arnd besefte nu wat Nottatalatana bedoelde met zijn Dag van de Lange Schaduwen. Zo snel als hij kon rende hij in de richting van de grotten van Het Kleine Volk. Hij zag dat zijn schaduw verdwenen was en hij voelde zich moe, leeg, zielloos.
Nottatalatana verwelkomde hem als een lang verloren vriend.
‘Hoe lang zal dit duren?’ vroeg Arnd.
‘Zoals altijd,’ zei Nottatalatana. ‘Tot de zonnen loslaten en je schaduwen terugkeren.’
Het duurde uiteindelijk drie dagen.