Papa en mama maken vaak ruzie. Dan schelden zij elkaar uit voor allemaal lelijke dingen die ik nooit mag zeggen van hen. Ik krijg altijd straf als ik een van die gemene woorden zeg. Maar als zij het tegen elkaar zeggen dan is er niemand die hen straft.
Ik vind het niet leuk als papa en mama boos zijn. Mijn grote broer Dirk zegt dat dat hoort. Dat alle grote mensen kwaad kunnen worden en dat schelden dan heel normaal is. Papa en mama doen dat al jaren, zegt Dirk.
“ Houden zij dan niet van elkaar?” Vraag ik Dirk op een dag toen papa net begonnen was met ruzie maken met mama. Hij wilde de tafel namelijk niet afruimen. Mama keek toen zó boos naar papa dat Dirk – en ik ook – toen al wisten dat zij weer gingen schreeuwen naar elkaar. Mijn grote broer pakte mijn hand en nam mij mee de kamer uit. Wij moeten namelijk altijd de kamer uit als zij zo kwaad doen. Zo kunnen onze ouders even lekker roepen en dan denken zij dat wij dat allemaal niet horen. Ik denk dat ze dat doen omdat zij niet gestraft willen worden. Maar zelfs als wij boven op mijn kamer zitten met de deur dicht en onder de dekens gedoken met de kussens op onze oren gedrukt, dan nog horen wij hun schelle stemmen.
“ Ik denk dat papa en mama van elkaar houden.” Antwoord Dirk.
Het schreeuwen is minder geworden. Mijn grote broer gaat rechtop in bed zitten en houd de deken op zijn hoofd. Zo zitten we samen onder onze tent te wachten tot alles stil is beneden.
“ Waarom denk je dat, Dirk?”
Hij geeft geen antwoord.
Ik kan Dirk moeilijk zien in het donker. Naast het bed ligt mijn zaklampje. Die pak ik. In de tent doe ik hem aan en schijn in Dirks gezicht.
“ Doe niet joh! Ik zie niks meer!” Roept hij.
Snel richt ik de zaklamp onder mijn kin. Dat doet Dirk ook vaak en dat ziet er heel griezelig uit. Maar mijn grote broer is niet bang. Hij grist de zaklamp uit mijn handen en schijnt die op de deken.
“Nou,’Dring ik aan. “ Waarom houden mama en papa van elkaar?”
“Omdat zij getrouwd zijn, sukkel.” Antwoord Dirk nukkig.
Ik wil graag boos worden omdat Dirk mij sukkel noemt, maar het is zo gezellig samen in onze tent. Dus houd ik mijn mond en kijk naar de schaduwfiguren die Dirk op de deken achterlaat.
Die stoere grote broer van mij. Ik zou willen dat ik zo stoer was, dat ik die figuren kon maken, dat ik niet bang was in het donker en dat ik alles over grote mensen wist zoals Dirk.
“ Dirk?”
“ Hmmm.” Bromt Dirk.
“ Hoe kan jij die schaduwfiguren zo goed maken?”
“ Dat heb ik geleerd.”
“ Van wie?” Vraag ik.
Dirk gaat onverstoorbaar door met zijn kunstje en ik kijk gefascineerd toe.
“ Van papa.”
“ Echt waar, Dirk? Kan papa ook zo goed schaduwdieren maken?”
In het licht van de zaklamp zie ik mijn grote broer knikken.
“ Misschien wil hij het mij ook leren!” Juich ik blij. Dat zou stoer zijn. Dan zou ik net zo’n dekentent maken met papa als Dirk nu doet en dan leert papa mij hoe ik met mijn vingers dierenfiguren kan maken. Ja, dat zou leuk zijn. Dan ben ik net zo goed als Dirk en papa. Dan ben ik ook een grote jongen!
Plots knipt Dirk de zaklamp uit en slaat de deken van zijn hoofd. Ik knipper een paar keer tegen het licht in de kamer.
“ Dirk, wil je nog een keer schaduwdieren maken? Alsjeblieft?” smeek ik.
“Nee.” Zegt Dirk zacht. “ Je mag dit spel alleen met mij spelen, Joost.”
“ En met papa!” Zeg ik.
“ Nee, Joost. Dit spel mag je alleen met mij spelen. Niet met papa. Beloof je dat?”
“ Maar met papa zou het nog leuker zijn, Dirk,’ Dram ik door. Ik wil dat papa mij schaduwfiguren leert maken. Hij kan het vast heel goed. “ Papa kan een nog grotere tent maken dan jij.”
“ NEE!” Roept mijn grote broer uit. “Bij papa in de tent is het niet leuk.”
“ Waarom niet?” Vraag ik.
Maar mijn grote broer staat op, legt de zaklamp naast mijn bed en rent weg. Ik zie dat hij huilt. Ik weet niet wat ik verkeerd heb gedaan. Hij heeft alleen mijn vraag nog steeds niet beantwoord.