‘Geen paniek. Ik kom eraan.’ Telefoongesprekken met Tessa zijn kort. Het overzicht in jouw iPhone vermeldt vrijwel dagelijks een gesprek van minder dan tien seconden. Je vriend slaat zijn ogen ten hemel. ‘Wat nu weer? Is er een Linda gesignaleerd tussen de Libelles? Een zwarte sok gewassen met een donkerblauwe?’
Je zucht. ‘Jasper, niet nu. Ik ken je argumenten. Kom met iets nieuws of hou erover op.’
‘Hou erover op?’ Jasper schudt zijn hoofd. ‘Ze hoeft maar met haar vingers te knippen en jij springt in de houding. Hoe meer ze vraagt, hoe harder jij rent. Echt Marieke, dat is niet normaal. Tessa claimt je – en jij laat het gebeuren.’
Een nieuwe zucht. Je vervloekt dat eeuwige zuchten, het is te makkelijk bewijs voor onuitgesproken frustratie. ‘Ze claimt me niet. Ze heeft me nodig. Bovendien kan ze hier niets aan doen. Geloof me, als ze dat zou kunnen, had ze dat al lang gedaan.’ Je pakt je fietssleutel uit de la. ‘Ben zo terug.’ Je overweegt een zoen, maar laat die achterwege. Straks misschien.
De deur zwaait open voordat je kunt aanbellen. Haar het spijt me klinkt zoals al die andere keren. Als een meisje dat betrapt wordt terwijl ze geld uit de huishoudportemonnee in haar zak stopt. Het is begonnen kort nadat jouw moeder na een lang ziekbed overleed. Toeval. Jasper gelooft niet in toeval. Ze weet dat je niet met het excuus kunt komen dat je moeder je nodig heeft. Dus blijft ze aan je trekken. Jaspers woorden zoemen als een irritante mug in de nacht. Negeren lukt niet, wegslaan evenmin.
Ze fluistert bijna. ‘De meterkast.’ Meer heb je niet nodig. Het is het bekende verhaal. Nadat Tessa een deur heeft geopend, moet deze direct worden gesloten. Een deur op een kier aantreffen, staat gelijk aan op de dertiende dag van een maand een spiegel breken en vervolgens met een zwarte kat onder een ladder lopen. Die openstaande deur zelf sluiten, is zo ongeveer smeken om een afschuwelijke ziekte.
Je duwt de meterkast dicht, hoort de klik. Tessa staat achter je. Haar kin lijkt bijna op haar borst te zijn vastgeplakt. ‘Het is al goed, lieverd.’ Haar hoofd komt langzaam overeind, alsof de handeling al haar energie kost. Ze kijkt je aan, draait haar blik dan weg. Nauwelijks hoorbaar zegt ze dat ze je niet had moeten bellen.
‘Natuurlijk wel,’ mompel je, terwijl de woorden van Jasper echoën. Je weet dat je boodschap overtuiging mist. ‘Luister Tessa, je moet nooit aarzelen me om hulp te vragen. Goed?’
Je vriendin perst haar lippen op elkaar en kijkt je recht aan voordat ze zoveel lucht laat ontsnappen dat het lijkt alsof ze is lekgeprikt. ‘Was Jasper boos?’
‘Jasper?’ Je klinkt alsof je zijn naam voor het eerst hoort. ‘Nee joh. Jasper was niet eens thuis.’ Liegen gaat je steeds beter af. Ach, liegen. Dat woord is voor andere gelegenheden. Je hoeft Tessa niet lastig te vallen met zijn gezeur. ‘Zal ik nog even een rondje maken?’ Je vriendin aarzelt kort, knikt dan. In de slaapkamerkast hangt alles op kleur. Haar bed is met militaire precisie opgemaakt. In de badkamer is make-up gescheiden van verzorgingsproducten. De stapel handdoeken staart je kaarsrecht en bijna brutaal aan. ‘Boven is veilig,’ zeg je, als je naar beneden loopt.
‘Thee?’, vraagt Tessa. Je kijkt op je horloge. ‘Lekker.’
De verse munt is net onderweg naar het schaaltje tussen jullie glazen, als Tessa je vraagt hoe het met je gaat.
‘Hoe het met míj gaat?’ Je hoofd buigt onbewust wat schuin, alsof het een eigen leven leidt. De vraag overvalt je. Het is een onbesproken regel dat jij die vraag stelt nadat je Tessa weer voor het een of andere noodlot hebt behoed. Ze heeft het ook niet makkelijk. Dat ze leeft in een gevangenis van regels, is voldoende reden steeds te informeren hoe het met haar gaat. Met jou gaat het prima. Gewoon de dagelijkse dingen. Je zegt iets over de drukte op je werk. De vakantie die nog te lang op zich laat wachten. Tessa reageert niet. Kijkt je alleen recht aan. De haast waarmee je je glas leegdrinkt bezorgt je een plek op je verhemelte waarvan je weet dat je die nog dagen zult voelen. ‘Ik zet ‘m wel weg,’ zeg je terwijl je haar keuken inloopt. Automatisch zet je het glas links in het bovenste rek van de afwasmachine. Over dat soort dingen hoef je hier niet na te denken. Als je langs de voorraadkast loopt, aarzel je. Jouw vingers raken de deurgreep. Uit de woonkamer komt geen enkel geluid. Snel trek je de deur open. De alfabetische volgorde is je vertrouwd. De hagelslag links van de hazelnootpasta. Rechts daarvan honing, jam, pindakaas en speculaas. Je wisselt honing en jam om, sluit voorzichtig de deur.
Morgenvroeg belt ze je.