Een zestigjarige bruiloft in het dorpscafé. De zaal zit al bomvol als de burgemeester arriveert. Na de bloemen en felicitaties pakt ze de microfoon. Een vriendelijke glimlach met de onvermijdelijke vraag hoe het ooit is begonnen.
Een stilte. Gegniffel in de zaal. Bertus kijkt onrustig om zich heen. Zijn gehoor laat hem al jaren in de steek. ‘Of je nog weet hoe het begon,’ helpt Mientje, zoals ze hem altijd helpt. De zaal wacht af. De burgemeester kijkt Bertus aan. ‘Mag ik nu naar huis?’ mompelt hij. De omstanders hebben het gehoord en barsten in lachen uit.
Als de rust terugkeert, richt de burgemeester zich tot de menigte.
‘Fantastisch toch? Heerlijk dat we hier allemaal samen zijn. Bertus en Mientje, jullie kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Iedereen die jullie een warm hart toedraagt. Zestig jaar samen. Dat vraagt om een verhaal. Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? Ik heb het laten uitzoeken.’ Ze ontvouwt een papier en neemt de zaal mee naar de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Het gerucht gaat dat er vroeger een schilderij hing in de woonkamer van oom Frank. Een vrouwelijk naakt. Abstract, maar in die tijd een tikkeltje gewaagd. Krullend haar, een lange rug, ronde billen. En dat met dikke lagen verf, vol passie op het doek gezet. Hij noemde het ‘Mooie Lisa’. De pastoor schudde zijn hoofd toen die het zag. Ze gooiden er vlug een doek overheen. En het kunstwerk verdween uit het zicht van de bezoekers. Toen de jonge Bertus eens langskwam ging hij op speurtocht. Hij vond het kunstwerk terug in de slaapkamer van zijn oom, was gefascineerd en schepte erover op aan zijn vrienden. Hij wilde ook schilderen. Net als zijn oom. ‘Ik wil zoiets maken als de Mooie Lisa,’ had hij gezegd. Oom Frank kreeg er lucht en gaf hem penselen, verf en vier doeken. ‘Maak er iets moois mee jongen, dan mag je het houden.’
Vol overgave oefende Bertus in de schuur. Zijn eerste doeken waren kliederwerk, onbeholpen. Hij experimenteerde met penseelstreken, licht en schaduw. Zijn kleren onder de verf, de geur van terpentine in zijn haar. Hij probeerde de verf dikker aan te brengen, zoals zijn oom. Het palet was zijn speelterrein, de kwasten dansten over het linnen. Maar iets miste nog. Een echte muze.
Toen ontmoette hij Mientje op de kermis. Hij was op slag verliefd. ‘Wil jij voor mij poseren?’ vroeg hij. Mientje keek hem peilend aan. ‘Misschien. Maar niet zomaar. Pas als we getrouwd zijn.’ Bertus lachte, maar hij wist een ding zeker: deze vrouw was het.
Seizoenen vlogen voorbij. In de schuur stonden de doeken te drogen, impressies in felle kleuren verf. Hij schilderde landschappen, stillevens, maar het voelde nooit compleet. Tot hun huwelijk. Tot die dag in de schuur.
Op de ochtend na het uitgebreide huwelijksfeest stond Mientje voor hem. Een ochtendjas om haar schouders. Ze lachte ondeugend. ‘We hadden een afspraak, toch?’ Ze liet het kledingstuk zakken, draaide zich een beetje weg en keek lachend over haar schouder. Bertus’ hart bonkte. Hij zag de lichtval op haar huid, de zachte schaduwen. Hij schilderde als een bezetene. Zijn penseel gleed over het doek, laag na laag. Hij mengde kleuren tot hij de juiste gloed vond. Een vleugje oker, een zweem van karmijn. Het werd zijn meesterwerk: ‘Rooie Mina’.
Het schilderij kreeg een ereplaats in hun huis. Eerst in de slaapkamer, later op zolder. Toen de kinderen groter werden is het zoekgeraakt. Maar Bertus vergat het nooit.
De burgemeester vouwt het papier weer op en wenkt een van de kleinkinderen naar voren. Het ventje sleept een groot pakket achter zich aan.
‘Bertus, jij mag dit cadeau uitpakken.’
Aarzelend neemt hij het geschenk aan. Zijn handen trillen. De zaal houdt de adem in. Een gerimpelde hand zoekt moeizaam een weg naar een opening. ‘Kan dit niet later?’ Mientje schudt het hoofd. Hij scheurt het eerste stukje papier los. Opeens kijkt hij geschrokken. Zijn mond staat open. Zijn pupillen verwijden zich. Hij vergeet waar hij is en staart naar hetgeen alleen hij kan zien. ‘Toe maar,’ klinkt het van dichtbij. In een versnelling rukt hij de laatste resten van de verpakking weg, knikt en lacht. Met een triomfantelijk gebaar tilt hij het schilderij op en draait het naar de zaal. De kleuren, nog even fel als toen. Penseelstreken vol liefde en durf.
‘Nou is de vraag, -’ zegt de burgemeester met een knipoog, ‘- is dit Mooie Lisa of jouw eigen Rooie Mina?’
Opnieuw bekijkt Bertus het doek. Zijn ogen twinkelen. De herinneringen overspoelen hem. Langzaam draait hij zich naar Mientje. Met een grijns van oor tot oor zegt hij: ‘Meid, dit is het bewijs. Je was en bent nog steeds mijn muze.’
Lachen. Applaus. Een traan glinstert in Mientjes ooghoek. Ze pakt zijn hand en knijpt er zachtjes in. Zestig jaar samen. En nog altijd de vonk.