Verlamd van verbijstering kijkt hij haar na terwijl ze het café uitloopt. Hetzelfde café als waar zij elkaar nog geen drie maanden daarvoor leerden kennen. Even lijkt het alsof ze zich nog omdraait, denkt hij, maar dan slaat ze de overslag van haar mantel dicht en stapt naar buiten. De deur valt onverschillig achter haar dicht.
Eerst weet hij niet hoe hij moet reageren. Dan gaat hij, een voor een, elke recente interactie met haar na.
Hij kan er zijn vinger niet op leggen. Niets was er veranderd. Althans, niets in de negatieve zin. Het vurige verlangen van hun ontmoeting had zich verruild voor een tedere omhelzing van vertrouwen. Ze waren dichter bij elkaar gekomen dan hij ooit had durven dromen. Er was veel wat ze van elkaar niet wisten, en toch kenden ze elkander door een door.
Hij drinkt zijn glas leeg en begint aan het hare, dat nog onaangebroken aan de andere kant van de tafel staat. Nogmaals reist hij af door zijn geheugen langs de plekken die zij met haar aanwezigheid heeft aangeraakt. Hij vindt er niets.
De dagen erna wordt hij geplaagd door emoties die hem vreemd zijn. Nog nooit heeft hij zich zo gevoeld. Dit teruggrijpende verlangen, het krampachtig vasthouden aan de momenten die ze samen zouden kunnen hebben gehad. Bij haar vertrek ontvreemdde ze het slot naar zijn hart, de rampstoet die zich daar al die tijd had opgehouden stormt er nu jubelend naar buiten.
Woelend naast de lege plek in zijn bed ziet hij onder een stapel post zijn schrijfblok liggen. Direct vervalt hij in de herinnering dat zij hier naast hem zat. Zij, aan de kant waar het zonlicht binnenviel, met haar liefelijke glimlach op een door bruinrode lokken omgeven gezicht. Ze bladerde door zijn werk waarvan hij zich niet meer herinnert waar zij het ooit had gevonden. Net zoals zij zich verloor in de door hem geschreven woorden op het papier.
Hij liet het haar lezen. Nooit deed hij dat. Het manuscript waaraan hij jaren geleden was begonnen maar waarvan het einde voor hem altijd verborgen bleef. Lyrisch was ze, ontdaan. Toen hij de volgende morgen wakker werd was zij al halverwege. Hij grapte dat haar obsessie de zijne oversteeg.
Bij de laatste bladzijde trok ze een verontwaardigd gezicht. Dit is toch geen einde, zei ze. Hij stemde met haar in. Het is nog niet af, zei hij, en vervolgens dat hij zich afvroeg of dit ooit wel zou gebeuren.
De dagen en weken erna bleef ze erover praten. Het verhaal leefde als een kind tussen hen in. Het moest gevoed en gekleed worden, groeien en tot een volwaardig einde worden gebracht, klaargestoomd voor een eigen dwaaltocht in de literaire wereld die aan zijn voeten lag. Het plot was duidelijk. Het drama, de ontgoocheling van een liefde op valse gronden gebaseerd. Maar de taal, het middel, was hem volledig ontoegankelijk.
Dit proces duurde ongeveer een maand, waarna ook haar koppigheid zich gewonnen moest geven. Het kind was verdwenen, maar de ruimte tussen hun beide bleef aarzelend voortbestaan.
Achteloos gooit hij de stapel brieven op de grond en leest waar hij al die jaren terug gestopt was met schrijven, en begint. De woorden vloeien van zijn pen op het papier. Hij weet, nee hij voelt, wat hij moet schrijven.
Zo schrijft hij eenzame nachten achtereen, alsof hij bang is dat de inkt van zijn pen zal drogen en zo opnieuw de woordenstroom tot stilstand brengt. Dan, als alleen het ritmisch tikken van de regen op het raam hem gezelschap houdt, is het af.
Hij stuurt zijn werk naar de uitgever die hij tijdens zijn eerste schrijversjaren gevonden had. Na twee maanden krijgt hij bericht, ze willen zijn werk graag publiceren.
Tevreden leest hij de brief, en toch heeft hij verloren. Het voelt bijna als een verraad. Dat hij haar verruild heeft voor een perverse, fictieve fantasie. Zelfs nu de waarde van zijn werk zwart op wit staat bevestigd, lijkt hij aan het kortste eind te trekken.
Het drukken van zijn boek gaat sneller dan gedacht. De formaliteiten van het contract, revisies en onderhandelingen lijken hem nauwelijks te raken.
En zo zit hij, bijna twee jaar later, aan een gammel tafeltje in de plaatselijke bibliotheek. Een voor een komen ze bij hem langs, vooral bekenden en af en toe een gezicht dat hij hier nog niet eerder heeft zien dwalen.
Hij lacht, neemt de complimentjes hartelijk aan, en plaatst een teken van zijn levendig bestaan achter de omslag van het boek dat hij heeft geschreven. Alles vergaat tot een waas. En dan, als alle andere belangstellenden zijn vertrokken, hoort hij haar stem. De auteur van zijn verhaal.