In het 72ste jaar van zijn leven meende hij de vervolmaking van zijn zoektocht te beleven. Alles in zijn leven had uiteindelijk naar dit moment geleid. Alle opofferingen, alle tijd die achter hem lag hadden naar dit ene punt in zijn bestaan geleid. Zijn vrouw was bij hem weg gegaan en zijn kinderen hadden nauwelijks contact met hem omdat hij zijn leven lang die ene obsessie had nagejaagd. Monomaan en volhardend. Maar nu was het zover, zijn levenswerk zou zich voltooien.
Na de middelbare school was hij gaan studeren in een middelgrote stad aan een gerenommeerde universiteit. Hij had talent en zijn studie geschiedenis ging hem zo makkelijk af dat hij filosofie erbij deed. En het was daar, bij die studie, dat hij voor het eerst kennis nam van het werk van Arnaud de Calavon, een obscure filosoof uit het Frankrijk van de Zonnekoning. Veel van zijn werk zou verloren zijn gegaan, opgegeten door het tandeloze monster dat men de tijd noemt. Maar wat er restte intrigeerde hem mateloos. Rijke en gedetailleerde bespiegelingen van een verlicht filosoof uit een tijdperk waarin de verlichting nog moest beginnen. Passages over zonde en boetedoening, macht en tegenmacht en hoe om te gaan met vreugde en verdriet. Het verbaasde hem dat niemand eerder het unieke en veelzeggende werk van de Calavon had opgemerkt en doorgrond had hoe belangwekkend het was voor de geschiedschrijving en de filosofie, althans, dat wat er nog van over was. En het was daar, op dat moment, bij het lezen van het werk dat er nog restte dat hij zich realiseerde waarvoor hij op aarde was. Hij zou het tot zijn levenstaak maken om het werk van de Calavon compleet te krijgen en nadien zou hij het vertalen en van commentaar voorzien om zo de geschiedenis in te gaan als de grote kenner van het werk van de vergeten maar nu weer ontdekte Franse filosoof. Hij zou de Calavon katapulteren in het rijtje Descartes, Hobbs, Locke en Spinoza en hiervoor zou hem roem en eer ten deel vallen.
Zijn zoektocht bracht hem op vele plaatsen waar het Frankrijk van de zeventiende eeuw zijn sporen had nagelaten. In het begin vond zijn vrouw die, net als hij, aan dezelfde universiteit had gestudeerd, de reizen die hij ondernam leuk. Ze vergezelde hem met regelmaat maar naarmate haar eigen werk steeds meer tijd kostte werd dat minder tot ze uiteindelijk niet meer mee ging. Inmiddels hadden ze twee dochters en een zoon en ook die zagen hun vader nauwelijks nog. Obsessief bleef hij zijn doel najagen. In de bibliotheek van de faculteit wijsbegeerte van de Sorbonne in Parijs had hij zijn eerste succes. In een stoffige archiefkast vond hij een oude leren koker waarin zich een opgerold stuk vellum bevond. Met de grootst mogelijk voorzichtigheid ontrolde hij het vellum. Het beschreven leer was door de lage luchtvochtigheidsgraad en de relatief hoge temperatuur van de bibliotheek broos was geworden. Onmiddellijk herkende hij het handschrift van de Calavon.
De vertaling van het eerste herontdekte werk van de Calavon was een groot succes en gaf hem meer financiële vrijheid. Uit de rol had hij, naast het manuscript zelf, opgemaakt dat het werk van de filosoof uit dertien delen zou bestaan. Samen met het reeds bekende werk en het nieuw ontdekte werk waren er nu zeven delen bekend. Nadat hij diverse lezingen had gegeven om zijn roen ten gelde te maken trok hij er met een verbetenheid op uit om de overige vijf delen te vinden. Hij reisde stad en land af, bezocht kloosters, abdijen, universiteiten en archieven op zijn zoektocht. In Reims en Bordeaux vond hij nog twee delen, ook dit maal rollen vellum met het fijne handschrift van de Calavon. Wederom was de vertaling een groot succes. Tussen alle brieven met aanvragen voor lezingen over de hele wereld zag hij de scheidingspapieren in eerste instantie over het hoofd. Iets stak hem toen hij ze las maar in zijn nog altijd volhardende obsessie tekende hij ze met een zweem van achteloosheid. Zijn zoektocht was een queeste geworden die hij moest volbrengen.
Het duurde meer dan tien jaar voor hij een volgende rol vond. Hij was de vijftig inmiddels ruim gepasseerd. Af en toe kreeg hij een kaartje van een van zijn kinderen voor zijn verjaardag of uit een of ander ver oord. Hij las de kaartjes half zonder er ooit een terug te sturen. Hij moest nog maar twee rollen. De voorlaatste rol bracht hem naar Florence. Diep in de kelders van het Uffizi vond hij wat hij zocht. Een maand daarvoor had hij zijn eerste AOW ontvangen.
En nu was het moment daar. Anderhalf jaar na zijn zeventigste verjaardag en bijna veertig jaar nadat hij voor het eerst het werk van de Calavon had gelezen stond hij voor een kast in de National Library in London. Er ging een tinteling door hem heen, voor hem stond de rol die de sleutel zou zijn voor het doen slagen van zijn levenswerk. Langzaam opende hij de koker, en met de grootst mogelijke voorzichtigheid haalde hij de rol eruit, die langzaam in zijn handen tot stof verging.